25 augustus 2023

Moeten winkelen als een sandwichman?

VRIJDAG 25 AUGUSTUS 2023 Wie zoals ik nog steeds fysiek zijn boodschappen doet in een supermarkt zal hierbij meestal gebruik maken van een mandje of winkelwagen. Wie bij één bezoek veel boodschappen doet, is praktisch verplicht om dat met een winkelwagen te doen. Soms wordt op zo’n winkelkarretje reclame gemaakt voor een ander bedrijf. Dat gebeurt dan met een bordje aan de voorkant. Mag dat nou zomaar, dat een supermarkt van zijn klant een soort sandwichman maakt?

CARTBOARD Het reclamebordje aan de voorkant van de winkelwagen kan een ‘CartBoard’ zijn. Er is een reclamebedrijf dat daarin voorziet. Meestal wordt dan reclame gemaakt voor een lokaal bedrijf. Reclame moet natuurlijk gezien worden door de doelgroep; dat zijn hier de andere klanten in de supermarkt die de winkelwagen tegemoet lopen. Uit eigen onderzoek van het reclamebedrijf blijkt dat zo’n winkelwagen per keer ’19 contactmomenten’ heeft met andere klanten en dat meer dan de helft hiervan ‘de reclameboodschap (observeren) op de tegemoetkomende winkelwagen’. Dit alles leidt tot ‘maximale zichtbaarheid’.

BELONING Volgens het reclamebedrijf betekent een CartBoard voor de supermarkt ‘geen verdere inspanning’ maar wel een ‘additionele omzet’. De supermarkt wordt dus beloond voor winkelwagens met CartBoard. 

GEEN BELONING Echter: zoals uit de voorlaatste alinea volgt is zonder gebruik van het winkelkarretje geen contactmomenten, ‘observering’ of zichtbaarheid mogelijk. En dit gebruik van de winkelwagen is er alleen als een klant er in de supermarkt haar boodschappen mee doet. Die klant verleent dus een commerciële dienst aan supermarkt en lokaal bedrijf, maar zij wordt daar niet voor betaald. Mag dat zomaar?

TIJDELIJK GEBRUIK Het gebruik van een winkelwagen door een klant gebeurt op grond van een overeenkomst tussen die klant en supermarkt. Voor een winkelwagen zonder CartBoard is dat een overeenkomst van bruikleen. Daarbij is de klant de bruiklener en de supermarkt de uitlener. De overeenkomst van bruikleen is een overeenkomst die in het Burgerlijk Wetboek is geregeld. Dat stelt een aantal eisen aan zo’n overeenkomst. Toegepast op een winkelwagen zijn dat de volgende. Ten eerste geeft de supermarkt de winkelwagen aan een klant in gebruik. Ten tweede mag dat gebruik alleen tijdelijk zijn en moet de klant dezelfde winkelwagen dus na enige tijd weer teruggeven aan die uitlener, zie artikel 1777 (boek 7a). Aan deze twee eisen wordt zowel bij winkelwagens zonder als met CartBoard voldaan.   

OM NIET Ten derde wordt de winkelwagen om niet in gebruik gegeven. Aan deze eis wordt bij een winkelwagen zonder CartBoard voldaan, maar is dat ook het geval bij eentje met CartBoard? De klant met CartBoard verricht namelijk een prestatie: hij verleent een commerciële dienst aan zijn wederpartij (de supermarkt). En toch is het zo dat de supermarkt de winkelwagen om niet in gebruik geeft. Om dit te begrijpen is het verschil tussen prestatie en tegenprestatie van belang.

TEGENPRESTATIE? Elke tegenprestatie is een prestatie, maar niet elke prestatie is ook een tegenprestatie. De prestatie van de klant is een prestatie, maar geen tegenprestatie. Van een tegenprestatie is namelijk alleen sprake als de prestatie van de ene partij tegenover de prestatie van zijn wederpartij staat. De commerciële dienst die de klant levert staat niet tegenover de genotsverschaffing over de winkelwagen die de supermarkt levert. Zie hierover ook professor Bert van Schaick in zijn Asser bewerking Bijzondere overeenkomsten (2012). Daarom wordt ook een winkelwagen met CartBoard om niet in gebruik gegeven, en is hier dus sprake van bruikleen. De klant zou wél een tegenprestatie leveren als hij een vergoeding zou (moeten) betalen voor het gebruik van de winkelwagen; dan zou er geen sprake meer zijn van bruikleen; er zou dan sprake zijn van huur. De euro die men voor gebruik in de winkelwagen stopt is geen vergoeding, want die krijgt men na afloop weer terug (die euro is pand).

LAST Als de prestatie van de klant geen tegenprestatie is, wat is het dan wel? Het is een last. De bruikleen van een winkelwagen met CartBoard is een bruikleen onder een last, zoals ook het zelf (moeten) opknappen van een geleende woning een last is en er niet toe leidt dat voor die woning een huurovereenkomst ontstaat, zie ook hierover Van Schaick in zijn boek uit 2012.    

AFSPRAKEN? Er is dus een overeenkomst van bruikleen tussen supermarkt en klant, ook voor winkelwagens mét CartBoard. De overeenkomst komt tot stand doordat de klant een winkelwagen neemt en ermee de supermarkt inloopt. Kan de klant op grond van deze overeenkomst vergoeding eisen voor zijn prestatie/last om reclame te maken? Deze overeenkomst  is natuurlijk niet in een geschrift vastgelegd en er zijn ook geen mondelinge afspraken gemaakt. Evenmin zeggen de algemene voorwaarden van de supermarkt iets over zo’n vergoeding.

WET en GEWOONTE? Nu is het volgens het Burgerlijk Wetboek zo ‘dat een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen heeft (de mondelinge en schriftelijke afspraken), maar ook de rechtsgevolgen die uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien’ (zie artikel 248 van het zesde boek). De wet bevat enige bepalingen over bruikleen (zie artikel 1777 e.v. van boek 7a), maar over zo’n vergoeding staat er niets in. Ik denk ook niet dat hierover gewoonterecht bestaat.

ONREDELIJK en ONBILLIJK? Zou het nog kunnen zijn dat ‘de eisen van redelijkheid en billijkheid’ een vergoeding van de supermarkt eisen voor de klant die een winkelkarretje met CartBoard leent? Zo’n vergoeding zou bijvoorbeeld de vorm kunnen aannemen van een extra korting op de gekochte producten. Ik sluit het niet uit, maar ik ben ook dit nergens tegengekomen. Mijn conclusie uit deze en de twee vorige alinea’s is daarom dat de (bruikleen)overeenkomst voor een winkelwagen met CartBoard geen basis bevat voor een vergoedingsrecht.

ONGERECHTVAARDIGD VERRIJKT? Zijn er misschien andere (juridische) wegen die een recht op vergoeding geven? Zou het bijvoorbeeld via ongerechtvaardigde verrijking lukken? In het Burgerlijk Wetboek staat dat ‘wie ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking’, zie artikel 212 van het zesde boek. Op zichzelf zou je volgens mij kunnen aannemen dat de supermarkt ongerechtvaardigd wordt verrijkt doordat de klant die een  winkelwagen gebruikt gratis reclame moet maken terwijl de supermarkt wordt beloond voor die reclame. Ik denk echter dat het bestaan van de (bruikleen)overeenkomst tussen supermarkt en klant daaraan in de weg staat. Zoals hierboven bleek biedt deze overeenkomst geen basis voor een juridische vergoeding. In dit soort gevallen ‘aarzelt’ professor Mark Wissink dat vergoeding op grond van artikel 212 mogelijk is en neigt hij volgens mij tot een ontkenning (zie zijn Preadvies voor de Vereniging voor Burgerlijk Recht uit 2002, p 68 en de daarin genoemde rechtspraak). Ik ben het met Wissink eens en trek daaruit de conclusie dat de supermarkt zich hier niet ongerechtvaardigd heeft verrijkt in de zin van artikel 212.      

DWALING? Mijn uitsmijter is dwaling, zie artikel 228 Burgerlijk Wetboek (zesde boek). Wil een beroep op dwaling hier slagen, dan zou de klant die reclame maakt met een winkelwagen zich daarvan niet bewust moeten zijn geweest. En als hij er wel weet van had gehad, zou hij nooit met zo’n winkelwagen boodschappen hebben gedaan en zijn boodschappen zo nodig elders hebben gedaan. Tenslotte is nodig dat de supermarkt hem er ten onrechte niet op heeft gewezen dat zijn winkelkarretje een CartBoard heeft. Als aan al deze eisen is voldaan, dan kan de bruikleenovereenkomst in beginsel worden vernietigd wegens dwaling. Daar schiet de klant weinig mee op. Kan de klant ook vergoeding eisen bij dwaling? Dwaling is een wilsgebrek. Andere wilsgebreken zijn bijvoorbeeld bedrog en misbruik van omstandigheden. Alle wilsgebreken leiden ertoe dat de overeenkomst kan worden vernietigd. Bij die andere wilsgebreken kan naast vernietiging ook (schade)vergoeding worden geëist. Dat gebeurt dan op grond van onrechtmatige daad. Dat kan, omdat wilsgebreken zoals bedrog en misbruik van omstandigheden tevens onrechtmatige daden zijn. Dat is bij dwaling echter niet het geval (in beginsel): dwaling levert geen onrechtmatige daad van de wederpartij op.

Mr. Leon

De auteur heeft zijn best gedaan, maar kan niet uitsluiten dat zijn blogs juridische of feitelijke onjuistheden bevatten. Excuses daarvoor, maar aansprakelijkheid wordt niet aanvaard. De blogs zijn niet bedoeld als juridische adviezen maar om na te denken over recht.

Volgend blog: op of voor vrijdag 22 september. Er verschijnt eerder een nieuw blog op http://staatsrechtpraktijk.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *