VRIJDAG 20 OKTOBER 2023 Enkele weken geleden – op 27 september – heeft de rechtbank Rotterdam een bijzondere uitspraak gedaan in een rechtszaak die was aangespannen tegen chemiebedrijf Chemours in Dordrecht. Wat was er aan de hand en wat maakt die rechterlijke uitspraak zo bijzonder?
PFOA De rechtszaak is aangespannen door gemeenten in de buurt van de fabriek: Dordrecht, Papendrecht, Molenlanden en Sliedrecht. Ze bezitten dichtbij die fabriek stukken grond die als moestuinen zijn verhuurd aan particulieren. Uit de schoorstenen van Chemours – eigenlijk waren het de schoorstenen van rechtsvoorganger Du Pont – is jarenlang pfoa uitgestoten. Pfoa is de (Engelse) afkorting voor perfluoroctaanzuur, een organisch zuur met acht koolstofatomen. Volgens de Europese Unie een ‘zeer zorgwekkende stof’, aldus Wikipedia. Na emissie kwam Pfoa vervolgens terecht op de bodem en in het oppervlaktewater van in de nabijheid gelegen gronden. Op die manier verontreinigde Chemours de moestuinen.
ART 162 De rechtbank Rotterdam spreekt o.a. uit dat de emissies van Chemours tussen 1984 en 1998 onrechtmatig was, zie o.a. rechtsoverweging 2.3 van de uitspraak. Een onrechtmatige daad is gedefinieerd in de wet, namelijk in artikel 162 van het (zesde boek van het) Burgerlijk Wetboek. Daar staat dat ‘als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.’
GEEN VERGUNNING? Was de uitstoot van pfoa onrechtmatig omdat Chemours daarvoor niet over de juiste vergunningen beschikte? Nee, dat was hier niet aan de hand, want Chemours beschikte wél over alle noodzakelijke milieuvergunningen. Zou dat wél de reden zijn geweest, dan was de uitspraak niet zo bijzonder geweest. Want het is al zo vaak door een rechter uitgesproken dat het uitoefenen van een bedrijf zonder over de wettelijk vereiste milieuvergunningen te beschikken in beginsel onrechtmatig is. Dat wordt namelijk gezien als handelen in strijd met een wettelijke plicht. Lees bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 17 september 1982 (Zegwaard/Knijnenburg).
VOORSCHRIFTEN? Heeft Chemours dan wellicht vergunningvoorschriften geschonden waarin stond dat hij geen of in elk geval veel minder pfoa mocht uitstoten dan daadwerkelijk is uitgestoten? Nee, ook dat is hier niet aan de hand. Zou dat wél de reden zijn geweest, dan was het wederom geen bijzondere uitspraak geweest. Want het is al zo vaak door een rechter uitgesproken dat het uitoefenen van een bedrijf in strijd met de voorschriften van de milieuvergunning in beginsel onrechtmatig is. Ook dat wordt namelijk gezien als handelen in strijd met een wettelijke plicht. Lees bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 9 januari 1981 (Van Dam/Beukeboom).
EIGENDOM Wat is hier dan wel aan de hand? De onrechtmatige daad bestaat volgens de rechtbank uit een inbreuk op een recht. Uitstoot van de pfoa was namelijk inbreuk op het eigendomsrecht dat de gemeenten hebben over de gronden die in de buurt van de fabriek zijn gelegen, en die o.a. als moestuin zijn verhuurd.
REGEL Maar waarom was emissie van pfoa onrechtmatig als Chemours zich daarbij aan zijn milieuvergunning hield? De overheid eist toch niet voor niets een vergunning waarin – rekening houdend met tal van belangen – velerlei voorschriften zijn opgenomen over wat niet en/of wat wél mag? Wat is anders het nut van zo’n vergunning? Dat lijken me terechte vragen. Ook de rechtbank Rotterdam stelt voorop dat ‘de vergunninghouder er in het algemeen op mag vertrouwen (..) dat de overeenkomstig de wet in aanmerking te nemen belangen door de vergunningverlenende instantie volledig en op juiste wijze zijn afgewogen en dat hij gerechtigd is om van die vergunning gebruik te maken’, zie rechtsoverweging 6.8. Volgens de rechtbank is handelen in overeenstemming met de vergunningvoorschriften in de regel dus niet onrechtmatig is.
UITZONDERING Er zijn dan ook niet veel rechterlijke uitspraken geweest waarin een onrechtmatige daad is aangenomen voor een gedraging die helemaal in overeenstemming met de vergunning is verricht. Maar ze zijn er wel, die uitspraken. Lees bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 10 maart 1972 (Vogelplaag).
KRAAIEN In deze uitspraak van de Hoge Raad van meer dan een halve eeuw geleden ging het om een bedrijf dat in overeenstemming met zijn vergunning vuil stortte. De vuilstort trok echter kraaien en roeken aan en die gingen vervolgens grote schade toebrengen aan een appel- en perenboomgaard in de buurt. De Hoge Raad sprak uit dat de vuilstort – hoewel in overeenstemming met de vergunning – toch onrechtmatig was. Sterker nog: anders dan rechtbank Rotterdam in 2023 ontkende de Hoge Raad in 1972 expliciet dat handelen in overeenstemming met de vergunningvoorschriften in de regel niet onrechtmatig is, zie rechtsoverweging 8. Maar dat was toen!
BIJZONDER In de Chemours-zaak gaat het niet om vuilstort en evenmin om roeken en kraaien. Toch neemt de rechtbank Rotterdam ook in deze zaak een onrechtmatige daad aan, ofschoon die daad net als in Vogelplaag helemaal in overeenstemming met de vergunningvoorschriften was verricht. Wat maakt deze zaak voor de rechtbank Rotterdam zo bijzonder dat de rechtbank afwijkt van de regel dat handelen in overeenstemming met de vergunningvoorschriften niet onrechtmatig is?
INFORMEREN Omdat Chemours niet ‘alle relevante informatie waarover hij beschikte of redelijkerwijs kon beschikken met het bevoegd gezag heeft gedeeld’, zie rechtsoverweging 6.9. Bevoegd gezag was hier de vergunningverlenende instantie, dat wil zeggen (gedeputeerde staten van) de provincie Zuid-Holland. De relevante informatie was hier dat in 1984 duidelijk was geworden dat pfoa uit de schoorsteen ook terecht kwam in de bodem en op het oppervlaktewater van nabijgelegen gronden. Wat de rechtbank Rotterdam hier zegt, lijkt op wat de rechtswetenschappers E. Bauw en E.H.P. Brans betogen op blz 371 van hun boek Milieuprivaatrecht (uit 2003): een milieuvergunning sluit een onrechtmatige daad o.a. niet uit als er sprake is van ‘voortschrijdend inzicht m.b.t. de schadelijkheid van het door de vergunning gedekte handelen’.
PARKERSBURG Volgens rechtbank Rotterdam beschikte Chemours in 1984 over de relevante informatie. Het was namelijk toen al bekend dat de pfoa-uitstoot van een Amerikaanse vestiging van Chemours in bodem en oppervlaktewater in de buurt terecht kwam, zie rechtsoverweging 6.13. Chemours heeft deze informatie echter pas veel later (in 1998) met het bevoegd gezag in ons land gedeeld. Daarom – en omdat ze in die periode evenmin de uitstoot van pfoa uit eigen beweging naar een acceptabel niveau heeft teruggebracht – heeft Chemours een onrechtmatige daad gepleegd. Ook al was de pfoa-uitstoot helemaal in overeenstemming met de milieuvergunning.
GIFTIG Dat blootstelling aan pfoa (erg) ongezond kan zijn, was Chemours toen al langer bekend, zie rechtsoverweging 6.11. Uit dierproeven was namelijk gebleken dat het tot geboorteafwijkingen kon leiden en daarom was het al jaren beleid bij Chemours om vrouwelijke employés er niet meer aan bloot te stellen.
Mr. Leon
De auteur heeft zijn best gedaan, maar kan niet uitsluiten dat zijn blogs juridische of feitelijke onjuistheden bevatten. Excuses daarvoor, maar aansprakelijkheid wordt niet aanvaard. De blogs zijn niet bedoeld als juridische adviezen maar om na te denken over recht.
Volgend blog: vrijdag 17 november